Als allen zich verenigen om op alle mogelijke manieren alles makkelijker te maken, dan blijft er nog maar één gevaar over, namelijk dat het gemak zo groot wordt dat het te makkelijk wordt;
[…..……..], begreep ik dat dát mijn opdracht was: moeilijkheden maken, overal.Søren Kierkegaard (geschreven onder het pseudoniem Johannes Climacus)
Met bovenstaande quote begint Frictie, Ethiek in tijden van dataïsme, een boek van Miriam Rasch [1]. Zij vindt dat het vastleggen van de wereld in data een verarming is. Ze is van mening dat frictie, discussie, nodig is voor het laten ontstaan van nieuwe waardevolle dingen.
In de inleiding gaven we al aan dat we met ons boek niet de analytische aanpak in de wetenschap willen bekritiseren. Deze aanpak heeft enorm veel opgeleverd. We hebben wel kritiek op de eenzijdige aandacht voor analyse. Er is namelijk ook een andere benadering, de synthese. In vergelijking met de analytische aanpak staat deze nog in de kinderschoenen. Maar van meer aandacht voor synthese zou de totale wetenschap kunnen profiteren. En, zoals Gaudenzi stelde [2]: klassieke berekeningen zijn te verbeteren door naar kwantumprocessen te kijken. De kennisparadox, de beperkingen van modellen en algoritmen, en de wisselende uitkomsten bij replicatieonderzoek betekenen niet dat er iets fout is. Maar er mist iets. Wij denken dat het beter kan.
Kritiek op instituties die jarenlang succesvol zijn geweest ligt gevoelig. Zeker in deze tijd die wel wordt aangeduid als ‘post-truth’-tijdperk: experts en instituties worden niet meer vertrouwd, en meningen en fantasieën krijgen voorrang boven feiten als ‘alternatieve feiten’. Socioloog Jaron Harambam deed onderzoek naar complotdenken. Hij schreef er een proefschrift over en een schitterend boek Contemporary Conspiracy Culture, Truth and Knowledge in an Era of Epistemic Instability [3]. Hij pakte zijn onderzoek anders aan dan gebruikelijk bij dit onderwerp. Hij wilde niet, zoals vaak gebeurt, mensen met afwijkende ideeën over ‘De Waarheid’ wegzetten als gekkies of randfiguren. Hij ging ze niet duiden, pathologiseren of van psychiatrische diagnoses voorzien (‘paranoïde persoonlijkheid’, ‘het komt voort uit een traumatische ervaring’ of ‘een theorie als vervangend geloof’). Hij onderzocht het fenomeen van binnenuit door met mensen te praten vanuit een houding van ‘niet weten’. En hij ontdekte dat je niet kunt generaliseren. Hoge percentages van de bevolking in westerse landen geven toe dat ze denken dat er wel iets waar kan zijn van theorieën van bijvoorbeeld de antivaccinatie-beweging, ideeën over het met opzet fabriceren en loslaten van schadelijke virussen, of de overtuiging dat farmaceutische bedrijven in staat zijn om veel ziektes te genezen maar dat niet doen om meer geld te verdienen. Science deniers en aanhangers van complottheorieën komen zowel aan de linker als aan de rechter zijde in het politieke spectrum voor. Er zijn laag- en hoogopgeleide mensen in deze groepen. Ook wetenschappers kunnen dogmatische ideeën hebben en andersdenkenden niet vertrouwen. Harambam adviseert ons om eens op een feestje of bij de koffieautomaat op je werk het onderwerp complotdenken aan te snijden. Dan hoor je dat bijna iedereen wel mensen kent die complottheorieën aanhangen of die zelf denken dat er toch wel iets waar zal zijn bij sommige opvattingen.
In een interview in De Volkskrant [4] zegt Harambam dat we als samenleving in gesprek moeten blijven met wetenschapsontkenners en complotdenkers. En dan niet (alleen) over dingen waarover we van mening verschillen, maar juist over de zaken waar zij en wij zorgen over hebben. De controversiële vraagstukken zijn altijd complex. De klimaatcrisis of de corona-pandemie, ook de wetenschap heeft daar niet één antwoord op. Volgens Harambam moeten we iedereen met ideeën daarover erbij betrekken. Wanneer je mensen buitensluit voed je wantrouwen en bevorder je polarisatie. Demagogen zijn een ander verhaal, zegt hij. Die maken opzettelijk misbruik van onzekerheid in de samenleving en mensen die zich niet gehoord voelen.
Vaak wordt beweerd dat een gesprek niet meer mogelijk zou zijn met science deniers of complotdenkers. Ze zouden zich al te veel hebben ingegraven. Er zou te veel weerstand zijn voor een normale communicatie. Toch zou je ook kunnen zeggen dat mensen die zich zo druk maken blijkbaar niet onverschillig zijn, maar juist betrokken. Bij onze (de auteurs) trainingen oplossingsgericht werken bespreken we het begrip weerstand met de deelnemers. Anders dan bij de traditionele psychotherapieën, die uitgaan van het medische model, kent de oplossingsgerichte aanpak het begrip weerstand niet. Men gaat ervan uit dat er altijd samenwerking is, ook als de cliënt bijvoorbeeld het advies van de behandelaar afwijst, omdat hij daarmee juist laat zien dat dit advies niet goed past. Als behandelaars weerstand zien, kunnen ze geen samenwerking zien; als behandelaars samenwerking zien, kunnen ze geen weerstand zien. Hoewel dit voor veel deelnemers aan een training een nieuwe benadering is, wordt dit meestal vlot begrepen: de weerstand hoeft niet overwonnen te worden, maar de cliënt kan wellicht een andere aanpak volgen. Een verrassend inzicht komt wanneer men naar de zienswijze van de patiënt vraagt en er gewoon, soms heel goede, ideeën komen.
Een man met diabetes is door de praktijkondersteuner verwezen naar het spreekuur van de huisarts, omdat met maximale inzet van tabletten de streefwaarden niet worden gehaald. De volgende stap in het protocol is starten met insuline. De oplossingsgericht werkende huisarts vraagt: “Wat is het doel van uw komst?”
De man: “Ik moet starten met insuline.”
“Dat kan”, zegt de huisarts.
De man: “Maar ik wil geen insuline.”
“Wat wilt u wel?”, vraagt de arts.
De man: “Ik wil minder medicijnen.”
“Hoe wilt u dat doen?”, informeert de huisarts.
“Dan moet ik zeker afvallen”, zegt de man.
“Dat zal zeker helpen”, antwoordt zijn arts.
“Ze zeggen dat ik sla moet eten. Maar dat kan ik niet.”
“Wat kunt u wel?”
“Helpt het als ik ga stoppen met bierdrinken?”
U raadt het antwoord al. En hij heeft het inderdaad gedaan.
Dit boek gaat over complexiteit en vraagstukken waarop niet één antwoord mogelijk is. Jaron Harambam heeft onderzoek gedaan naar polarisatie in de vorm van complottheorieën en het ontkennen van wetenschap. Hij laat zien dat polarisatie kan ontstaan, en bevorderd wordt, wanneer mensen die zich zorgen maken zich buitengesloten voelen. Hij adviseert om bij complexe kwesties zo veel mogelijk andersdenkenden te betrekken. Echter niet met het doel om elkaar te overtuigen. Dat werkt bij complexe zaken niet goed. Dit lijkt op wat wij eerder bespraken over de oorzaak-gevolg aanpak (argumenten) bij processen waar veel oorzaken en veel gevolgen, onderling vervlochten, een rol spelen. Harambam vindt dat we elkaar moeten bevragen over wat we hopen te bereiken. En dat lijkt op wat wij vanuit oplossingsgericht perspectief het vragen naar de gewenste toekomst of uitkomst noemen, en waarvan ook wij denken dat het een goede aanpak is. Hier past de uitspraak van Nelson Mandela: If you want to make peace with your enemy, you have to work with your enemy. Then he becomes your partner.
De klimaatcrisis overkwam ons. Daar zat vast geen complot achter. Het ging, voor veel mensen, gewoon te makkelijk met fossiele brandstoffen, industriële landbouw en veeteelt, met goedkoop voedsel en ontbossing. En het lijkt er nu op dat de dataficatie ons ook aan het overkomen is. Zonder complot. Het idee dat alles berekenbaar en maakbaar is, is wellicht gewoon te aantrekkelijk.
In het kort:
- Frictie kan waardevolle nieuwe dingen opleveren.
- Bij complexe onderwerpen zijn oorzaak en gevolg vaak niet goed te achterhalen. Discussies op argumenten worden daardoor lastig.
- We moeten als samenleving in gesprek blijven met wetenschapsontkenners en complotdenkers.
- Betrek iedereen die zich betrokken voelt bij discussies over complexe vraagstukken.
- Wanneer discussie over argumenten lastig is, vraag dan liever naar wat men wenst te bereiken. Hoe ziet ieders gewenste toekomst eruit?
- Werk met elkaar in plaats van tegen elkaar.