Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar moet voorwaarts worden geleefd.
Søren Kierkegaard, Deens filosoofU hebt honger en besluit in een restaurant te gaan eten. Nadat u een tijdje heeft gewacht kunt u gaan zitten. De ober begint u vragen te stellen over uw honger: hoe erg is het, hoe komt het dat u honger heeft, hoe lang hebt u al honger, had u vroeger ook wel eens honger, welke rol speelde honger in uw ouderlijk gezin of familie, welke nadelen en misschien voordelen heeft honger voor u?
Als u daarna, nog hongeriger geworden, vraagt eindelijk te kunnen eten, wil de ober dat u eerst vragenlijsten invult over honger (en wellicht over andere zaken die hij belangrijk vindt). Als dat allemaal is gebeurd, krijgt u een menu voorgeschoteld dat u niet zelf gekozen heeft, maar waarvan de ober zegt dat het goed voor u is en eerder hongerige mensen heeft geholpen.
Hoe groot schat u de kans dat u tevreden uit dit restaurant vertrekt?
Oplossingsgericht werken
Een werkvorm voor synthese hoeft gelukkig niet meer bedacht te worden: die is er al! Oplossingsgericht werken kijkt vooruit naar wat gecreëerd kan worden in plaats van achteruit naar wat er al is. Het is een competentiegerichte benadering, met zo min mogelijk nadruk op falen en problemen in het verleden en heden, en zo veel mogelijk nadruk op competenties, (eerdere) successen en uitzonderingen (momenten waarop het probleem of de klacht zich had kunnen voordoen, maar dat op de een of andere manier niet deed). Bij het bouwen aan oplossingen worden cliënten gezien als experts met betrekking tot hun eigen leven. Zij worden uitgenodigd anders te denken, hun gewenste toekomst te beschrijven, positieve verschillen op te merken en vooruitgang te boeken. Hun mogelijkheden, competenties en context worden optimaal ingezet. Onderzoek wijst uit dat oplossingsgericht werken minder tijd kost dan probleemgericht werken [1] – en daarmee meer kosteneffectief is – , de autonomie van patiënten goed is gewaarborgd, en er minder burn-out bij behandelaars voorkomt [2].
Oplossingsgerichte professionals luisteren steeds naar openingen in de gesprekken, ook al zijn die doordrenkt met problemen. Cliënten vertellen bijna altijd wel genoeg aan zowel de probleem- als oplossingenkant. Deze openingen kunnen gaan over wat cliënten anders willen, uitzonderingen, competenties en hulpbronnen, en wie of wat nuttig kan zijn bij het zetten van volgende stappen.
De oplossingen hoeven niet aan de problemen gerelateerd te zijn. Cliënten worden aangemoedigd uit te zoeken wat (beter) werkt en daarvan meer te doen. Verbetering komt vaak tot stand door het verplaatsen van de aandacht van ontevredenheid over de huidige situatie naar een positief doel, en door stappen in die richting te zetten. Dit proces in het verschuiven van aandacht bestaat uit drie stappen:
- Erkennen van het probleem: ‘Dit is vast moeilijk voor u’;
- Suggereren van een veranderwens: ‘Begrijp ik dat u dat graag anders zou willen?’;
- Vragen naar de gewenste toekomst: ‘Hoe zou u het anders willen?’.
Twee basisaannamen
Bouwen aan oplossingen is anders dan het oplossen van problemen. Het helpt cliënten bij het ontwikkelen van een visie voor een betere toekomst en bij het opmerken welke competenties en hulpbronnen zij kunnen aanwenden om die visie werkelijkheid te laten worden.
Oplossingsgericht werken bestaat uit het pragmatisch toepassen van een aantal principes, die het best te omschrijven zijn als het vinden van de directe route naar wat werkt.
De twee basisaannamen zijn:
- Als iets (beter) werkt, doe er meer van.
- Als iets niet werkt, stop en doe iets anders.
Het is een pragmatische stroming – het draait om het vinden van wat voor deze persoon op dit moment in deze context werkt. De nadruk ligt op het construeren van oplossingen als tegenwicht voor de traditionele nadruk op de analyse van problemen. Kijken we bijvoorbeeld naar oplossingsgerichte therapie, dan verschilt deze van andere vormen van psychotherapie op twee belangrijke punten:
- Veel therapievormen – denk bijvoorbeeld aan cognitieve gedragstherapie of psychoanalytische therapie – hebben een expliciete theorie over het ontstaan en in stand houden van problemen.
Oplossingsgerichte therapie heeft geen aannamen over hoe mensen in moeilijkheden geraken. De Shazer, grondlegger van de oplossingsgerichte therapie, zou hierover eens gezegd hebben: “Shit happens.” - Veel therapievormen gaan ervan uit dat kennis over het ontstaan van problemen nodig is om mensen te helpen beter te worden: ze gaan uit van het medische analytische model. Oplossingsgerichte therapie gaat uit van een ander paradigma, waarbij de (oorzaken van) problemen ons niets vertellen over hoe we voor cliënten nuttig kunnen zijn.
Het stellen van oplossingsgerichte vragen vormt de kern van oplossingsgericht werken. Daarmee worden cliënten uitgenodigd de eigen expertise te ontdekken en optimaal in te zetten. Oplossingsgerichte vragen kunnen gaan over doelformulering, uitzonderingen op het probleem of de klacht, en over competenties en hulpbronnen.
Schaalvragen worden ingezet om ingewikkelde zaken simpel te maken, het doel van de gesprekken vast te stellen, na te gaan wat werkt, en vooruitgang te definiëren. Ook geven ze aan hoeveel motivatie, hoop of vertrouwen de client of patiënt heeft dat hij zijn doel zal bereiken.
Huisarts: ‘Het consult is echt veel lichter en leuker. Het is minder zwaar allemaal. En daar kan je heel vrolijk van worden. Patiënten komen vaak ook verder. Het is dikwijls effectief.’
Oplossingsgericht werken beweert niet dat het problemen kan oplossen of klachten en stoornissen kan genezen. Het beweert wel dat het voor cliënten nuttig kan zijn bij het realiseren van hun gewenste toekomst, en daarbij is het classificeren of diagnosticeren van problemen vaak niet relevant. Wanneer zij hun gewenste toekomst gerealiseerd hebben zullen hun problemen, klachten en zorgen– al dan niet – verdwenen zijn.
Oplossingsgericht werken is complementair aan het medische model (verminderen of doen verdwijnen van ongewenst(e) gedrag/klacht/probleem). In het oplossingsgerichte model gaat het om het starten met of uitbreiden van gewenst gedrag. Het is doelgericht en toekomstgericht, kortdurend en praktisch, gericht op concreet resultaat, licht en positief van toon en sfeer, en energiebesparend voor professionals. Enkele aannamen zijn:
- Het is niet nodig de oorzaak of in stand houdende factoren van een klacht of symptoom te kennen om het te kunnen oplossen.
- Snelle verandering of oplossing van het probleem is mogelijk.
- Focus op oplossingen en mogelijkheden in plaats van pathologie.
- Nodig de client/patiënt uit in actie te komen.
- Zoek naar een kleine positieve verandering en moedig die aan.
De term ‘oplossing’ suggereert dat er een probleem zou zijn. Omdat dit niet altijd het geval is, spreken sommige auteurs liever van ‘voorkeuren’ en ‘mogelijkheden’. Kortom: oplossingsgericht werken gaat over het ontwerpen van een uitkomst die er eerder nog niet was.
De Bono, die we in hoofdstuk 17 al ten tonele voerden, werd bekend door zijn term ‘thinking outside the box’. Hij stelde over het ontwerpen van een uitkomst:
“With design there is a sense of purpose and a sense of fit. Problem analysis is always looking back at what is already there; design is always looking forward at what might be created. We need to design outcomes. I do not even like saying design “solutions” because this implies that there is a problem. Even when we cannot find a cause, or, after finding it, cannot remove it, we can always attempt to design an outcome.”
Korte historie
Oplossingsgericht werken werd in de jaren tachtig ontwikkeld door De Shazer, Berg en collega’s van het Brief Family Therapy Center in Milwaukee in de VS. Zij bouwden voort op bevindingen van Gregory Bateson [3] en Watzlawick, Weakland en Fisch[4]. Deze gingen ervan uit dat de geprobeerde oplossing het probleem vaak in stand hield en niet oploste, en dat inzicht in het ontstaan van het probleem niet (altijd) nodig was.
Steve de Shazer formuleerde enkele stellingen ten aanzien van oplossingsgericht werken [5]. Hij baseerde zich daarbij op ideeën van Einstein.
- De klasse van problemen behoort niet tot de klasse van oplossingen. Analyse van problemen is niet nodig om tot oplossingen te komen, analyse van oplossingen is dat wel (bijvoorbeeld: ‘Wat heb je al gedaan dat hielp?’).
- De cliënt is de expert. Hij bepaalt zijn doel en de weg om dat te bereiken. De Shazer gaat ervan uit dat problemen ‘perronkaartjes’ zijn (kaartjes die je vroeger nodig had om op een perron te komen). Ze helpen de cliënt door de ingang, maar bepalen niet welke trein hij neemt of waar hij uitstapt. Waar iemand naartoe wil wordt niet bepaald door het vertrekpunt.
- Wat niet stuk is, moet je niet maken. Handen af van wat in de beleving van de cliënt goed gaat.
- Als iets (beter) werkt, doe er meer van. Ook al is het iets anders dan wat verwacht werd.
- Als iets niet werkt, stop en doe iets anders. Meer van hetzelfde leidt tot niets
De praktijk van oplossingsgericht werken
Steve de Shazer [6] zag oplossingsgericht werken als een tap on the shoulder. De professional hoeft niet te duwen of te trekken, maar staat steeds één stapje achter de cliënt en kijkt in dezelfde richting. Een tikje op de schouder helpt om de aandacht te richten op de gewenste toekomst. Deze houding wordt leading from one step behind genoemd. Oplossingsgerichte vragen zijn dat tikje op de schouder. De houding van de oplossingsgerichte professional wordt wel de ‘houding van niet-weten’ genoemd: hij stelt nieuwsgierige vragen om de cliënt uit te nodigen diens expertise en competenties te ontdekken en in te zetten. De vragen zijn in te delen in zes soorten:
1. De vraag naar verandering vóór het eerste gesprek (pre-treatment change)
Wat is er veranderd sinds je de afspraak maakte? Tweederde van de cliënten rapporteren al enige vooruitgang sinds het maken van de afspraak [7]. Daarop wordt gevraagd: ‘Hoe is je dat gelukt?’ en ‘Hoe kan je dat vaker laten gebeuren?’ Dit sluit aan bij de veronderstelling dat alles in verandering is en dat het erom gaat niet te kijken óf er verandering plaats vindt, maar wanneer er verandering plaatsvindt.
2. De vraag naar het doel
‘Wat is het doel van dit gesprek?’ Of: ‘Wat wil je aan het eind van dit gesprek/deze gesprekken bereikt hebben om te kunnen zeggen dat het nuttig was?’ Of: ‘Waaraan zal je merken dat je niet meer terug hoeft te komen?’ Of vraag: ‘Wat wil je voor het probleem in de plaats?’ of: ‘Waar hoop je op? Welk verschil zal dat maken?’
De wondervraag is een andere mogelijkheid: ‘Stel dat je vannacht ligt te slapen en er een wonder gebeurt. Het wonder is dat het probleem waarvoor je hier bent gekomen (voldoende) is opgelost. Je weet dat echter niet, want je sliep. Waaraan zal je morgenochtend het eerste merken dat het probleem is opgelost? Wat zal er morgen anders zijn? Wat doe jij dan anders? En hoe zal je gedurende de dag verder merken dat het wonder is gebeurd? Hoe zullen anderen merken dat het wonder is gebeurd? Hoe zullen zij anders reageren?’
Nog weer andere vragen naar het doel zijn: ‘Wanneer kunnen we stoppen elkaar te zien?’ en ‘Hoe ga je het vieren als je hier niet meer hoeft te komen?’
3. De vraag: ‘Wat nog meer’?
Vragen naar details zijn belangrijk: ‘Hoe ziet dat er precies uit?’ ‘Stel dat dat gebeurt, wat zal je dan anders doen? Wat nog meer? En wat nog meer?’ Het is belangrijk steeds door te vragen naar alles wat lijkt op een succes, een hulpbron of iets wat de cliënt van zichzelf waardeert. De vraag impliceert bovendien dat er nog meer is en dat de cliënt alleen hoeft te ontdekken wat het is.
4. De vraag naar uitzonderingen
‘Wanneer is/was er al even iets van het wonder aanwezig?’ Of: ‘Wanneer is/was er al even iets van de gewenste toekomst te merken? Waar merkte je dat aan? Wat was er toen anders? Hoe deed je dat? Wat is het verschil met nu?’ Ook de vraag naar momenten waarop het probleem er niet of minder is of het probleem (even) geen probleem is, kan gesteld worden: ‘Wat is er anders aan die momenten?’ Of de vraag wanneer het de cliënt lukt anders of beter met het probleem om te gaan in situaties waarin het probleem hetzelfde is. Vaak kijkt de cliënt over de momenten waarop het probleem er niet of minder is heen, omdat het probleem er naar zijn idee altijd is.
Ludwig Wittgenstein stelde: “The aspects of things that are most important for us are hidden because of their simplicity and familiarity (one is unable to notice something – because it is always before one’s eyes).” Er hoeft niet gegraven te worden om uitzonderingen te vinden: ze liggen gewoon aan de oppervlakte, maar de cliënt kijkt er (nog) overheen en ziet deze verschillen (nog) niet als een ‘verschil dat een verschil maakt’.
5. Schaalvragen
Schaalvragen zijn gericht op vooruitgang, motivatie, hoop en/of vertrouwen. Ze kunnen gesteld worden als het doel is geformuleerd of wanneer er is gezocht naar uitzonderingen. Soms is het goed de cliënt eerst te vragen of hij bekend is met het gebruik van schalen, om dan uit te leggen wat een schaalvraag is.
Een veel gebruikte schaalvraag is: ‘Als het wonder (of de ideale situatie) een 10 is en 0 is het tegenovergestelde, waar wil je dan uitkomen op die schaal? Wat is een realistisch doel? En waar op de schaal zet je de situatie (liever niet jezelf) nu? Wat maakt dat het niet lager is dan het is? Wat zit er allemaal in dat cijfer? Hoe ziet een cijfer hoger eruit? Wat doe je dan anders? Hoe kan je een punt hoger komen? Wat of wie kan daarbij nuttig zijn?’ De ideale 10 is vaak niet haalbaar en ook niet nodig: de meeste cliënten zijn tevreden met een 7 of 8. Ga maar voor jezelf na: hoe vaak geef je je eigen situatie een 10?
6. De vraag naar competenties
Iedereen heeft competenties. Competentievragen zijn: ‘Hoe doe je dat precies?’ ‘Hoe krijg je het voor elkaar om…?’ ‘Hoe houd je het vol?’ ‘Hoe komt het dat het niet erger is?’ Het is belangrijk om naar kleine, positieve details te vragen, waarmee de cliënt wordt uitgenodigd een succesverhaal over zichzelf te vertellen (Bannink, 2016, 2019).
Doelgroepen
Oplossingsgericht werken kan overal worden toegepast. Niet alleen in de (g)gz, maar ook in het onderwijs, organisaties, de rechtspraak, journalistiek en de sport. Er bestaat een grote hoeveelheid literatuur over met name oplossingsgerichte therapie: met volwassenen met een verscheidenheid aan problemen, zoals alcoholmisbruik [8], posttraumatische stressstoornis [9] [10], [11], [12], in de psychiatrie [13], [14], [15].
Er is geschreven over oplossingsgerichte gespreksvoering met ‘therapieveteranen’ [16], [17], [18], met kinderen en adolescenten [19], [20], [21], met ouderen [22], in groepstherapie [23], met mensen met een verstandelijke beperking [24], management en coaching [25], [26], in organisaties [27], leidinggeven [28], remedial teaching [29], mediation [30], herstelrecht [31], in de huisartsenpraktijk [32], supervisie en intervisie [33] en positieve cognitieve gedragstherapie [34].
Een combinatie van probleemgericht en oplossingsgericht werken – van analyse en synthese – is uiteraard ook mogelijk (hoofdstuk 2).
Leidinggevende: “Oplossingsgericht werken voegt iets toe aan wat ik tot nu toe aan bagage heb om een organisatie te draaien. Niet alleen in gesprek met klanten, maar zeker ook in het aansturen van het team. Het geeft je een bepaalde vrolijkheid.”
In het kort:
- Er bestaat gelukkig al een werkvorm voor synthese: oplossingsgericht werken
- Het is een pragmatische stroming – het draait om het vinden van wat voor deze persoon op dit moment in deze context werkt. De nadruk ligt op het construeren van oplossingen als tegenwicht voor de traditionele nadruk op de analyse van problemen.
- In oplossingsgericht werken wordt de persoon uitgenodigd anders te denken, zijn gewenste toekomst te beschrijven, positieve verschillen op te merken en vooruitgang te boeken.
- Oplossingsgerichte vragen vormen de kern van oplossingsgericht werken. We onderscheiden zes soorten vragen: vragen naar verandering voor het eerste gesprek, het doel, details, uitzonderingen, schaalvragen en competenties.
- Oplossingsgericht werken kan overal worden toegepast: in de (g)gz, het onderwijs, in organisaties, de sport en de rechtspraak.