Voorwoord

We beginnen met een vooruitblik. Laten we beginnen met een verhaal dat zich afspeelt in een kliniek, een aantal jaren in de toekomst. Mensen komen er voor klachten of een check up. Ze laten een scan maken en een computer combineert de gegevens met die van de overheid.

Je moet weten dat de overheid in bezit is van heel veel data, waaronder de medische gegevens van haar burgers. Vroeger mocht dat niet in verband met privacyregels, maar nu is er nog slechts één autoriteit die zich op alle terreinen ontfermt over het welzijn van haar burgers. En deze overheid beheert alle gegevens veilig en zorgvuldig, voor altijd. We zullen dat kort toelichten.

De transitie naar één allesomvattend overheidssysteem was mogelijk gemaakt door technologische ontwikkelingen. Toen er nog verschillende politieke systemen en veel concurrerende bedrijven bestonden was de wereld rommelig. Er waren eindeloos veel meningen en ideeën, met veel lastige discussies en onzekerheid als resultaat. Het was de komst van slimme algoritmen die stroomlijning bracht. Sociale media hadden zelflerende programma’s die grote hoeveelheden ongeordende data konden verwerken. Deze systemen werden getraind om gebruikers op het juiste moment een subtiele beloning te geven en hen daarmee nog even langer te binden. Zo’n beloning bestond uit aantrekkelijke informatie, die paste bij het profiel van de gebruiker. Informatie die leek op zaken waarvoor ze eerder gekozen hadden.

Een effect hiervan was dat de gebruikers steeds meer opschoven in de richting van dat profiel. Er ontstonden groepen, in negatieve zin ook wel echokamers genoemd, met gelijke ideeën. En men ontdekte, behalve de mogelijkheid van het binden, nog een voordeel van profielen. Je kunt er, net als bij diagnoses, efficiënt op sturen. Je kunt klanten met een zelfde profiel, net als patiënten met een zelfde diagnose, gewoon ‘behandelen’. Men leerde gedrag net zo aan te pakken als ziektes.

Wat hebben deze media met politiek en bestuur te maken, denk je misschien. Wel, informatie die mensen aantrekkelijk vonden, en dus aangeboden kregen, was vaak gekleurde informatie met positief nieuws over de eigen groep en kritische berichten over andere groepen. De echokamers werden politieke stromingen. En omdat de gebruikers door de slimme algoritmen langer op de site bleven, kregen de succesvolle media meer inkomsten van adverteerders. Ze werden machtiger.

De overheid moest reguleren wat sociale media wel of niet mochten doen en zo raakten beide nauw verbonden. Uiteindelijk bleven er van al die stromingen twee over; allebei gesteund door een media- ofwel informatietechnologiebedrijf. Eén platform won, en bracht orde en veiligheid. Want in deze nieuwe wereldorde kan de overheid alle vormen van onrust al in een pril stadium signaleren en op passende wijze afhandelen. Een puntensysteem (‘rating’) zorgt er nu voor dat mensen zich steeds meer aangepast gaan gedragen. Het wordt ondersteund door technologie die gebruikt maakt van herkenning van gedragspatronen. De overheid heeft hiervoor zorgvuldig wet- en regelgeving opgesteld. Hierin is geregeld dat handhaving gebeurt door computeralgoritmen om menselijke vooringenomenheid onmogelijk te maken.

Terug naar de kliniek. Het werk van de artsen is er gemakkelijk. Elke afwijking van een vastgestelde norm kan gecorrigeerd worden; daar zijn protocollen voor. Psychische afwijkingen worden uiteraard ook gecorrigeerd, maar dat hoort niet meer bij de taak van de arts. Want overal in de samenleving worden nu data verzameld over de psychische conditie van de burgers, en algoritmen kunnen zonder menselijke tussenkomst stoornissen bijsturen. Krachtige computers worden ingezet voor planning en sturing. Op deze manier is er een systeem gebouwd dat mensen steeds beter maakt, en steeds meer op elkaar laat lijken. Alles wordt gladder, regelmatiger en minder complex. Totdat er niets meer aangepast hoeft te worden. In 2050 komt de wereld tot stilstand ………

Het kan gelukkig ook anders.